Even
een voorsmaakje van de tekst?
Wat er vooraf gebeurde: de nieuwe
leerling is net aangekomen en wordt door mevrouw Borstoen aan de klas voorgesteld.
'En dit is dan Frank'
had mevrouw Borstoen gezegd. 'Frank is met zijn pleegouders uit de stad
gekomen en woont nu in een groot huis een heel eind buiten ons dorp. Vorige
week was hij met zijn fiets betrokken bij een ongeluk. De wonden en de
littekens op zijn gezicht zijn nog heel duidelijk. Binnen een paar weken zal
hij er veel beter uit zien, hé Frank.'
En inderdaad, je kon het niet missen. De jongen zag eruit alsof zijn gezicht in brokken en
stukken was gevallen die men daarna met een grove steek weer aan elkaar had genaaid. De
hele klas had hem aangekeken alsof hij een aap uit de dierentuin was. Dat had hem
blijkbaar helemaal niet gestoord. Op zijn gezicht had een grijns gestaan alsof hij
bijzonder veel plezier beleefde aan de hele show.
Het was een wonder dat niemand hem tijdens de pauze of na schooltijd had uitgelachen. Ze
durfden het waarschijnlijk niet. Frank was niet alleen een kop groter dan alle anderen van
de klas, bovendien was hij gebouwd als een kleerkast. Als hij een mep had uitgedeeld, zou
het zonder twijfel raak zijn geweest. Zelfs Bram, die niet zo vlug bang was voor iemand,
was niet zonder enig ontzag naast hem gaan zitten in de bus.
Meneer Smos bracht de leerlingen naar huis. Hij was een tikkeltje minder streng dan zijn
collega Borstoen, wat betekende dat de kinderen gedempt mochten praten in de bus. Zolang
er geen kreten te horen waren en zolang iedereen bleef zitten, liet meneer Smos hen
begaan.
'Pech gehad, hé, vanochtend.'
Frank had als eerste iets gezegd, net toen Bram op het punt stond hetzelfde onderwerp aan
te snijden. Het was alsof de jongen zijn gedachten had geraden.
'En of,' beaamde Bram, 'mijn hele avond naar
de knoppen. In plaats van lekker boeken te lezen of naar de verhalen van
mijn opa te luisteren, moet ik nu mijn best doen om vijf bladzijden
volgeschreven te krijgen. En dat allemaal door dat kreng van een Schriel.'
'Mag je wel zeggen,' zei Frank. 'Zulke
schepsels zouden eigenlijk geen halve dag op school mogen rondlopen.'
'Groot gelijk,' bevestigde Bram, 'maar hoe
krijg je haar weg van school?'
'Oh,' zei Frank, 'dat is een koud kunstje.
Als je je hersenen een beetje weet te gebruiken, als je ervoor zorgt dat je
de juiste voorwerpen bij de hand hebt en vooral als je iemand hebt die een
handje wilt helpen, dan kunnen er soms wonderen gebeuren.'
'Wat bedoel je?' vroeg Bram. Hij slaagde er nauwelijks in de lichte ondertoon
van schrik in zijn stem te verdoezelen.
Een brede glimlach verscheen op het gezicht van Frank. De lappen huid die aan elkaar waren
genaaid, rekten. Even was Bram bang dat de draadjes los zouden springen en het hele
gezicht uit elkaar zou schuiven.
'Dat betekent, mijn beste, dat jij vanavond
beter je tijd kunt gebruiken om te lezen en niet om zinloos strafwerk te
maken. Als je mij morgen helpt, zorg ik ervoor dat die mevrouw Schriel nooit
de kans krijgt jouw straf op te vragen. Reken maar op mij!'
Bram zette grote ogen op. Hij wilde Frank om meer uitleg vragen, maar kreeg de kans niet
meer. De rechtervoet van meneer Smos duwde op het rempedaal en de bus kwam tot stilstand.
Frank sprong op en liep naar de openzwaaiende deur.
'Tot morgen!' riep hij. 'En je weet wat je
vanavond te doen staat, hé?'
Meteen sprong hij van het voertuig en rende hij weg.
De schoolbus kwam weer in beweging.
Vreemde kerel, die Frank, vond Bram. Die pakte de dingen bijzonder luchtig aan. Alsof er
een middeltje bestond om lastige leerkrachten gewoon opzij te schuiven. Nee, Bram had er
toch geen vertrouwen in. Alhoewel hij er niet om zou rouwen als er drie andere
leerkrachten de scepter zouden zwaaien in 'De Brandnetel'. Erger dan het nu was, kon het
nooit meer worden. Als hij mocht kiezen, dan had hij graag mensen die leerlingen als hun
gelijke beschouwden, mensen met wie je kon praten, mensen die op een interessante manier
les konden geven. Het liefste geen boemannen of boevrouwen die torenhoog boven de jongeren
zaten, die alleen maar straf konden geven en bij wie de lessen één grote saaie boel
waren.
Bram vroeg zich af of Frank woord zou houden. Hij was benieuwd hoe die kerel het morgen
zou aanpakken. Hij zou zelfs bereid zijn een flinke hand te helpen. Maar of hij nu
vanavond in plaats van straf te schrijven dat toffe boek van het weekend zou uitlezen, dat
wist hij nog niet. |