Even een voorsmaakje van de tekst?
Wat er vooraf gebeurde:
Hanne,
Lore en Winnie lopen de hele avond rond verkleed als drie koningen. Overal
gaan ze zingen, maar de opbrengst is heel mager. Ze worden veeleer
uitgelachen. Op het einde van hun tocht zullen ze nog eens hun kans wagen
bij een afgelegen kasteeltje. Maar heel enthousiast zijn ze echter niet.
'Weten jullie wat Koen Bruynooghe ons
eens op de speelplaats heeft verteld?” vroeg Lore opeens.'
'Nee,' zeiden de twee anderen.
'Wel, hij zei ons dat er in dat kleine
kasteeltje een heks zou wonen. Bovendien zou zij daar maar enkele keren
in een jaar komen.' 'Wat weet dat
kereltje daar van af?” riep Winnie. 'Hij is daar gegarandeerd nooit
geweest. Zo’n broekschijter! De vlekken op zijn slip zijn nog bruiner
dan de kleur van zijn ogen. Kom, zusje, laat je niet beïnvloeden door
wat anderen zeggen. Je mag eigenlijk alleen maar geloven wat je zelf met
je eigen ogen hebt gezien. Dus…'
Precies op dat
moment knalde er vlak boven hun hoofd een lamp van de straatverlichting
kapot. Die was al zo schaars dat ze nu bijna in complete duisternis verder
moesten lopen. 'Dat begint
goed,' zei Hanne. 'Straks raken we alleen nog vooruit op de tast. Volgende
keer moeten we zorgen voor een ster die licht uitstraalt.' Gelukkig voor
hen stond er een paar honderd meter verder een volgende lantaarn die nog
wat klaarte gaf. Het was niet heel veel, maar toch nog net genoeg om niet
in de gracht te sukkelen. 'Brrr, ik
vind het hier toch maar eng,' zei Lore die ondertussen spijt had
gekregen dat ze voor haar oudste zus partij had gekozen. Ze wilde net
voorstellen om misschien dan toch maar terug te keren, toen Winnie haar
onmiddellijk de pas afsneed. 'Voor al de
moeite die we ons nu getroosten,” zei ze, 'zullen we straks dubbel en dik
worden beloond.' 'Ben jij daar
zo zeker van?” vroeg Hanne. 'Natuurlijk,'
zei Winnie, 'dat kan moeilijk anders na al de tegenwerking die we vanavond
al hebben gekregen.' Hanne zuchtte
diep en het drietal zette zwijgend zijn weg verder. De afstand bleek
uiteindelijk groter te zijn dan ze aanvankelijk hadden ingeschat. Aan dat
weggetje kwam maar geen eind. Bovendien begon een ijzige wind hen in de
rug te blazen. Hun klederen wapperden en de mooie kartonnen kronen die ze
op hun hoofden droegen, waaiden bijna weg.
'Ik begin het
behoorlijk koud te krijgen,' riep Lore. 'Jullie zijn vast warmer
aangekleed dan ik.' 'Nu niet
beginnen zeuren, hé, zusje,' riep Winnie. 'Ik heb de indruk dat we er nu
bijna zijn.' De oudste zus
had gelijk. De eindeloze rij naakte struiken maakte in de verte opeens
plaats voor een groot ijzeren hekken. 'Het is vast
op slot,” zei Hanne toen ze dichterbij kwamen. 'Hier woont zeker al lang
niemand meer.' 'Eerst zien
en dan geloven,” riep Winnie. 'Nu we bijna aan de poort staan, geven we
het toch niet op zeker!' De poort zag er
inderdaad gesloten uit. In de sneeuw waren nergens sporen van voetstappen
of van banden te zien. 'Hier woont
geen kat meer,' zei Hanne opnieuw. 'Het ziet er hier helemaal verlaten
uit. Laat ons terugkeren. Straks begint het nog te sneeuwen. We hebben
meer dan een half uur te lopen voordat we thuis zijn.'
'Ja, dat vind
ik ook,' riep Lore die nu duidelijk partij koos voor haar andere zus. Winnie wist
opeens niet meer wat ze zeggen moest. In de plaats daarvan nam ze met haar
beide vuisten de tralies van de poort vast en duwde ertegen. Toen draaide de
poort met een kreunend geluid langzaam open.
'Zie je wel
dat we binnen kunnen?' riep de oudste zus. 'Kom, we gaan verder.”
'Maar dat
heeft geen enkele zin,' zei Hanne. 'Dat kasteeltje staat leeg. Kijk maar,
nergens brandt er licht.' Precies op dat
moment floepte er in de verte een kleine lampje aan.
'Zie je?”
zei Winnie. 'De mensen daar hebben ons gehoord en verwachten ons nu.
Kom!” De twee anderen
hadden opeens geen keuze meer. Met tegenzin volgden ze maar. De verse sneeuw
kraakte onder hun voetstappen. Het klonk luid en bijna onheilspellend. De
naakte bomen aan weerszijden van de toegangsweg lieten hun takken tot
bijna op de grond hangen. Het waren precies tentakels die alles wat hen
aanraakte, meedogenloos zouden vastgrijpen en wurgen.
Gelukkig
kon het drietal in de verte tussen de bomen het silhouet van dat kleine
kasteeltje duidelijk zien. Nog een beetje doorstappen en ze waren er. En
dat was maar best ook. Winnie voelde zich ook al enige tijd niet meer
helemaal op haar gemak. Precies op dat moment zagen ze het. Vlak voor hun
neus dwarste een heel vreemd spoor hun weg. Het was net alsof hier nog
niet zo lang geleden een reuzenvogel voorbij was gekomen. Van links naar
rechts stonden er in de sneeuw grote klauwachtige poten afgedrukt. Het kon
dus ook even goed van een dinosauriër zijn geweest. |