De Schorpioenen van Kato Zagros, het 24ste boek van jeugdschrijver Patrick Lagrou

 

 

De Schorpioenen

van Kato Zagros

 

 

KORTE INHOUD:

Samen met haar ouders en haar broer vertrekt Jolien op reis naar Kreta. Voor haar vader is de afgelegen baai van Kato Zagros de ideale plaats om de sterren te bekijken. Maar de eerste dag al voorspellen die weinig goeds. Er hangt iets dreigends in de lucht. Als Jolien het keukenhulpje Nikos leert kennen, doet ze samen met hem de ene vreemde ontdekking na de andere. Op zoek naar een verklaring komen de kinderen in de Vallei der Doden terecht. Daar in die ondergrondse gangen schuilt echter een groot gevaar. Dat is immers het domein van de schorpioenen van Kato Zagros.

Even een voorsmaakje van de tekst?

Wat er vooraf gebeurde: nieuwe opgravingen hebben plaats in de ruines van het oude paleis. Maar de archeologen doen heel vreemd. Nikos denkt dat ze een schat op het spoor zijn. Daarom dringt hij op een avond een gang binnen die men er nog maar net had ontdekt.

      Vol ontzag stapte hij langzaam voort. Hij besefte maar al te goed dat hij waarschijnlijk de allereerste was die hier in vele duizenden jaren tijd zijn voetafdrukken in het stof zette.
      Nieuwsgierig vroeg hij zich af waar die ondergrondse gang hem zou brengen.
      De gang maakte een knik en liep verder tot aan een nieuwe trap naar beneden. Dat betekende dat Nikos nog dieper in de ingewanden van moeder aarde zou afdalen. Was het zo langzamerhand niet welletjes geweest?
      Eigenlijk had hij al heel wat ontdekt en misschien wachtte oom Giorgos op hem. Hij was immers allang weg. Maar wie weet lag die schatkamer nu net daar beneden? En misschien lag het goud daar voor het grijpen.
      Ik ga nog vijf minuutjes door, zei Nikos bij zichzelf. En dan keer ik terug. Met of zonder schat. Een tel later daalde hij de trap af. Na ongeveer dertig treden kwam hij in een nieuwe gang terecht. Die liep kaarsrecht door, maar het grote verschil met de gang daarboven was dat hier om de tien passen aan weerszijden zijgangen waren.
      In een ervan liet hij zijn lichtstraal zo ver mogelijk schijnen, maar het einde ervan was niet te zien. Het enige wat hem opviel, was dat de wanden van deze zijgang niet beschilderd waren, maar uit nissen bestonden. Was dit misschien het begin van die ondergrondse stad waarover sommigen het hadden?
      Nikos zette zijn tocht door de lange, rechte gang voort. Er kwam maar geen einde aan.
      Net toen hij overwoog om toch maar terug te keren, hoorde hij een vreemd gefluister. Het kwam uit de donkere verte vlak voor hem.
      Nikos stond stokstijf stil en spitste zijn oren. Het geluid veranderde nu snel in een fel geknisper. Het was alsof duizenden pootjes over de grond ritselden. Met de seconde zwol het geritsel aan. Het werd Nikos duidelijk dat er iets naar hem toe kwam. Hij richtte zijn lichtstraal zo ver mogelijk.
      En toen zag hij het. Helemaal in de verte werd de bleke vloer van de gang opeens zwart. Het was alsof er een donderwolk overheen schoof. Een seconde later wist Nikos wat zich in zijn richting voortbewoog. Het was één grote stroom van vele duizenden zwarte schorpioenen. En die kwamen allemaal recht op hem af!
      Bliksemsnel maakte Nikos rechtsomkeert. Zo snel hij kon, rende hij terug. Misschien zou hij nog net de tijd hebben om onder de stenen door te duiken. Maar dan mocht hij niet vast komen te zitten.
      In de verte zag hij de trap met de dertig treden al opdoemen. Hij richtte zijn zaklamp naar boven. Tot zijn ontzetting zag hij hoe een tweede stroom van zwarte schorpioenen hem ook van die kant tegemoet kwam. Nikos zat ingesloten. In een mum van tijd zouden die kleine monsters bij hem zijn.
      Tenzij hij op tijd een van de zijgangen kon bereiken. Weer keerde hij op zijn stappen terug. Hij rende nu nog harder. Hij moest dat ongedierte absoluut voor zijn.
      Nikos was geen moment te vroeg. Toen hij de eerste zijgang bereikte en insloeg, was de stroom van schorpioenen hem al op minder dan vijf meter genaderd. Gelukkig kon hij veel sneller lopen dan die vieze beesten. Maar waar zou deze zijgang hem brengen?
      Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Met een vaart kwam Nikos opeens in een donkere grot terecht. Waar hij ook scheen, overal was hij omgeven door hoge, stenen wanden. En de schorpioenen naderden razendsnel. In een laatste poging om aan de verschrikkelijke beesten te ontsnappen, probeerde hij de minst steile wand van de grot te beklimmen.
      Hij was nog maar net aan de klim begonnen toen de schorpioenen met duizenden tegelijk de grot binnendrongen. De donkere, wriemelende massa onder hem joeg hem de stuipen op het lijf. Als een bezetene probeerde hij zich zo hoog mogelijk op te trekken. Hij moest absoluut buiten het bereik van die giftige monsters blijven. Maar wat als ze hem ook hierheen achtervolgden?
      Precies op dat moment glipte de zaklamp uit zijn handen. Met een doffe klap kwam hij op de bodem van de grot terecht en op slag werd de hele omgeving in volledige duisternis gehuld…

Hoe is dit boek ontstaan?

Schorpioenen hebben mij al altijd gefascineerd. Op alle vijf continenten die ik heb bezocht, ben ik ze tegengekomen. Gelukkig hebben ze me nooit te pakken gekregen. Al heeft het enkele keren niet veel gescheeld. De eerste keer dat ik met dat spinachtige dier kennis maakte, was vele jaren geleden op het Griekse eiland Kreta. 

Lang voordat het massatoerisme er neerstreek, was dit een van mijn lievelingseilanden. Maandenlang heb ik het kriskras doorreisd. Naast de natuur en de monumenten had ik vooral veel interesse voor de gewone mensen. Over hun dagelijkse leven heb ik toen, meer dan een kwart eeuw geleden, een grote film gedraaid. Maar de streek die mij het meest interesseerde, was het oosten van dit eiland. En daar, in een verlaten baai aan het uiteinde van de Vallei der Doden, lag het dorpje Kato Zakros. 

Dit was voor mij het einde van de wereld, of beter, het uiteinde van Europa. Het bezat alles om je helemaal in Griekenland te voelen: een pas ontdekt paleis uit de Minoische periode, een prachtig leeg strand aan een blauwe Middellandse Zee, enkele leuke terrasjes onder de olijfbomen waar je iets lekkers kon eten of drinken, en vooral, heel vriendelijke en gastvrije mensen. Over dat plaatsje zou ik nog ooit een boek schrijven.

Toen mij in 2002 werd gevraagd een spannend vakantieboek te schrijven, wist ik meteen waar het zich zou afspelen. En toen ik aan dat paleis dacht, aan die Vallei der Doden, en ten slotte aan die gevaarlijke zwarte schorpioenen, besefte ik dat het ook een griezelverhaal zou worden.

Patrocl Lagrou.

  

Hoe vonden jullie

'De Schorpioenen van Kato Zagros'?

KLIK HIER om je eigen mening weer te geven

KLIK HIER om de mening van anderen te lezen

 

 

 

 

Terug naar de BIBLIOTHEEK