Red de dolfijnen!, het 32ste boek van jeugdschrijver Patrick Lagrou

RED DE DOLFIJNEN !

 

 

 

 

KORTE INHOUD:

Aan de andere kant van de wereld, in Japan, is een fotograaf getuige van een vreselijk schouwspel. De beelden die hij heeft gemaakt moeten koste wat het kost aan de rest van de wereld worden getoond. Maar dit wordt hem op allerlei manieren verhinderd, zodat hij uiteindelijk in zijn opdracht mislukt. Dolfijnenspecialist professor Jansen en zijn zoon Marijn moeten hem bij een nieuwe poging bijstaan. Maar ook voor hen wordt het geen gemakkelijke klus. Bovendien moeten ze ook nog het middel vinden om aan die afschuwelijke wandaden een einde te stellen. Elk gaat hierbij zijn eigen gang. Maar zullen ze uiteindelijk in hun opzet slagen?

TEKSTFRAGMENT:

Wat er vooraf gebeurde: Marijn en zijn vader zijn na een lange en vermoeiende reis in Japan aangekomen. In het havenstadje Taiji worden ze opgewacht door de Amerikaanse fotograaf die ze  moeten bijstaan...

'Welkom op de gruwelijkste plaats van Japan, om niet te zeggen van de hele wereld.’
          
Zoals afgesproken bevond Bruce Gale zich precies op de plaats die hij via de gsm had beschreven. Pal naast het blauwgroene en witte grondplan van het stadje, waarop in westerse letters Welcome to Taiji stond. Een grote paraplu, die het bij elke windstoot zwaar te verduren kreeg, beschermde de Amerikaan tegen de regen.
           
‘Kom snel in de auto,’ riep Ben Jansen hem toe. ‘Is het hier al de hele dag zo’n stormweer?’
           
‘Al bijna drie dagen,’ zei de twintiger toen hij in de wagen stapte. ‘Al drie dagen lang kunnen ze daardoor niet uitvaren. Het zijn dus al drie zalige dagen voor de dolfijnen …’
           
Marijn, die links naast de chauffeur zat, mocht Bruce meteen. De man had nog maar enkele zinnen gesproken en de liefde voor de dolfijnen droop er al van af. Die vent was duidelijk iemand die voor de dieren door het vuur zou gaan.
           
‘Maar morgen,’ zo ging hij verder, ‘voorspellen ze opnieuw beter weer. Dan zal de hel weer losbarsten. Daarom is het misschien niet slecht dat ik jullie nu al de belangrijkste plaatsen van het stadje laat zien. Als we morgen moeten optreden, dan kennen jullie de weg tenminste al.’
           
Professor Jansen vond het een schitterend idee. Door het slechte weer was er niet veel volk op straat en ze vielen dus nauwelijks op.
           
‘Zoals jullie waarschijnlijk weten, was Taiji vele jaren lang een van de belangrijkste havens voor de walvisjacht in Japan. Dat kun je nu nog altijd zien. Kijk maar.’
           
De jongeman had gelijk. Bijna overal waren er walvissen te zien, of tenminste, de afbeelding ervan. Grote borden over de weg, een rotonde met een fontein waar walvisstaarten uit het water staken, levensgrote bultruggen op hoge staken midden in het groen, reclameborden met walvisjes bij winkels. Je kon er gewoon niet naast kijken.
           
‘En hier,’ zo ging hij verder, ‘komen we bij de schijnheiligste plaats van allemaal.’
           
De man wees naar een gebouwencomplex dat er op het eerste gezicht bijzonder aantrekkelijk uitzag. In het gras stond zelfs een heus schip. Wat bedoelde Bruce? vroeg Marijn zich af.
           
‘Daar links heb je het walvismuseum,’ verduidelijkte hij, ‘met ernaast een gepensioneerde walvisvaarder. Rechts ligt het dolfinarium. Het ziet er allemaal heel leerrijk uit. Maar de vele bezoekers die hier bijna dagelijks komen, moesten eens weten wat er hier vlakbij gebeurt! Ze zouden nogal grote ogen opzetten.’
           
‘Waar precies?’ vroeg Ben Jansen.
           
De auto was net het dolfinarium gepasseerd.
           
‘Wel, ik zal het jullie tonen, dan kennen jullie de plaats al voor morgen. Rij nog een paar honderd meter tot aan het water … en parkeer de wagen daar aan de linkerkant.’
           
Het manoeuvre was gemakkelijk uit te voeren. Net zoals in Engeland reed men ook in Japan links van de weg.
           
Vlakbij het uiteinde van een diepe inham stapte het drietal uit. Marijn sloot zijn dikke jas en trok de kap tot ver over zijn hoofd. Maar zelfs dan striemde de regen in zijn gezicht. Maar als dat goed weer was voor de dolfijnen, dan mocht het best elke dag zo stormen.
           
De auto stond op nog geen twintig meter van het water. Het schiereiland waarop het havenstadje Taiji lag, bestond bijna helemaal uit rotsachtige kapen die begroeid waren met bomen en struiken. Daartussen lagen inhammen, die soms erg diep konden zijn.
           
‘Kijk,’ zei Bruce toen hij het strandje opliep, ‘dit is de beruchte Hatakejiribaai. Hierin worden de dolfijnen samengedreven. Maar om de belangrijkste plaats te bereiken, moeten we daar aan de rechterkant nog een eindje dat rotsachtige pad volgen.’
           
Het weggetje slingerde een eind langs het water om daarna in het struikgewas te verdwijnen. Een goeie vijftig meter verder bereikten ze een nog kleinere inham. Deze mondde weliswaar uit in de Hatakejiribaai, maar was voor de rest helemaal weggestoken voor de buitenwereld.
           
‘Hier heeft het allemaal plaats,’ zei Bruce met een sombere stem. ‘Van een eind daarboven was ik erin geslaagd alles te filmen. Maar voordat ik goed en wel kon verdwijnen, hadden ze me al gezien. Ik heb nog geprobeerd langs de andere kant doorheen het struikgewas te ontsnappen, maar ze hadden me toch te grazen. Hopelijk doen we het met ons drieën beter.’
           
‘Absoluut,’ zei Marijn, ‘we zullen die spleetogen eens mores leren!’
           
Ben Jansen keek zijn zoon even vermanend aan.
           
‘Marijn,’ zei hij, ‘als je niet in de problemen wilt raken, dan zou ik zo’n taalgebruik toch maar achterwege laten. Dit is niet het land om met zoiets voor de dag te komen. Of ben je misschien al vergeten wat ik je in het vliegtuig heb verteld?’
           
De jongen bloosde even. Hij had de hint maar al te duidelijk begrepen.
           
‘En nu moet ik jullie het stadje zelf nog tonen,’ zei Bruce. ‘Bovendien mogen we hier niet te lang blijven staan. Het is beter dat niemand ons hier ziet.’
           
Nog geen vijf minuten later waren ze alweer aan het rijden. Hoewel de wind al was geluwd, bleef het nog altijd goed doorregenen.
           
Een paar honderd meter verder bevonden ze zich al tussen de huizen, om dan uiteindelijk de haven te bereiken. Ze reden nog een eindje langs het water totdat ze de voorhaven bereikten.
           
Vlakbij de kade hield de auto halt. Aan de overkant zagen ze tientallen visserschepen liggen. Omdat het vandaag nog steeds een woelige zee was, waren ze bijna allemaal binnengebleven. Ook een kleine vloot van turkooizen polyester sloepen van nog geen vijf meter lang viel meteen in het oog.
           
‘Maar het hart van dit allemaal is dat witte gebouw aan de rechterkant,’ verduidelijkte Bruce. ‘Dat is het kantoor van de vissercoöperatieve. Daar heerst Toshiro Yamada met ijzeren hand.’
           
‘Is hij niet de man die vroeger van oorlogsgruwelen werd verdacht?’ vroeg professor Jansen.
           
‘Daar kan ik je geen antwoord op geven,’ antwoordde Bruce. ‘Dat was lang voor mijn tijd. Maar het zou me niet verwonderen. Je moest eens weten hoeveel bloed er elke keer in dat gebouw vloeit … Je zou het echt niet geloven. Bovendien ben ik door zijn kordate optreden ook mijn film kwijtgeraakt.’
           
‘Waarom heb je geen klacht ingediend bij de politie?’ vroeg Marijn.
           
‘Dat had geen zoden aan de dijk gebracht,’ riep Bruce. ‘Die lui spelen hier allemaal onder één hoedje.’
           
‘En waarvoor dienen die drijvende metalen kooien daar aan de andere kant van de haven?’ vroeg Marijn opeens heel nieuwsgierig.
           
‘Dat kom je in de volgende dagen wel te weten,’ zei de jonge Amerikaan. ‘De regen houdt nu bijna op. We kunnen maar beter de plaat poetsen en naar het hotel gaan. Ik heb daar afgesproken met Sandy, mijn Amerikaans-Japanse vriendin. Samen kunnen we dan overleggen hoe we morgen te werk gaan.’
           
Het voorstel kreeg de instemming van vader en zoon.
           
Nog geen kwartier later bereikten ze het hotel. Het drietal stapte uit. Terwijl Marijn en zijn vader hun koffers pakten, verlieten nog eens drie andere mensen hun voertuig. Ze zaten daar al een hele tijd te wachten. Aan hun uniform kon je meteen zien dat het politieagenten waren. Ze kwamen recht naar hen toe.
           
Daar had je de Ken-pei-tai al, dacht Marijn. En op hetzelfde moment herinnerde hij zich wat zijn groottante vroeger overkomen was …

 

 

HOE IS HET BOEK ONTSTAAN?

‘Red de dolfijnen!’ is het zesde boek in de reeks van het dolfijnenkind en het eerste in een nieuwe reeks van vijf. 

In tegenstelling tot alle andere boeken van het dolfijnenkind die zich bijna helemaal op het Amerikaanse continent afspelen, heeft het grootste deel van dit verhaal in Japan plaats. Dit land heeft ondertussen de trieste reputatie verworven bijzonder hard om te gaan met walvissen en dolfijnen. Het is trouwens een van de weinige plaatsen op onze aardbol waar het vlees van deze dieren in supermarkts te koop wordt aangeboden. Ook is de manier waarop de dolfijnen daar in de Japanse kustwateren worden samengedreven en afgemaakt, bijzonder gruwelijk. Wie meer daarover wil vernemen, kan HIER KLIKKEN . Maar pas op, het zijn geen leuke beelden! 

Maar wat erger is, al wie ter plaatse tegen deze vreselijke praktijken actie wil voeren, staat bijna voor een onmogelijke taak. De Japanners stellen er alles in het werk om je zo ver mogelijk op afstand te houden. Toch vertrekken Marijn en zijn vader naar dit land, in de hoop aan deze mistoestanden een einde te kunnen maken. In hoeverre ze daarin slagen, kan gelezen worden in dit verhaal. 

De gegevens die ik voor dit boek heb gebruikt, staan deze keer bijzonder dicht bij de werkelijkheid. Tegelijk zijn ze ook uiterst recent. Terwijl ik het verhaal in januari 2007 aan het schrijven was, hadden ze ook op datzelfde moment daar effectief plaats. Dankzij het internet en mijn contacten met de actievoerders via e-mail, kon ik zo snel op de feiten inspelen. Nog nooit tevoren heb ik op die manier een boek geschreven. Het is dan ook mijn meest beklijvende verhaal geworden. 

Patrick Lagrou.

 

 

En hoe vonden jullie 'Red de dolfijnen!'?

KLIK HIER om je eigen mening weer te geven

KLIK HIER om de mening van anderen te lezen

 
 

 

Terug naar de BIBLIOTHEEK